woensdag 18 augustus 2010

Hoofdstuk 7 - Ontwaken

AudreyPOV

Ik zag constant wazige beelden, maar na verloop van tijd werden die duidelijk.

*DROOM*
Ik stond aan de klif over de oceaan te kijken.
 “Jij bent mijn zon.” fluisterde een jongen in mijn oor. Ik draaide me om en herkende hem meteen.

“Jacob.”

“Audrey,” glimlachte hij. “Ik mis je.”

“Ik mis je ook, maar ik weet niet of ik je mijn hart kan geven.”

“En aan mij?” fluisterde een stem die ik overal herkende. Ik draaide me om en er verscheen een grote glimlach op mijn gezicht.

“Bart.”

“Dag schat, waar was je al die tijd?” Zijn ogen waren niet meer het groen dat ik zo gewend was.

“Audrey, alsjeblieft,” smeekte Jacob. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Er waren twee jongens die allebei mijn hart hadden veroverd, maar de één was dood en de ander had mijn leven gered. Als ik voor Bart kies zou ik sterven, als ik voor Jacob kies dan ga ik misschien verder leven. Wie moet ik kiezen?
*DROOM*

De droom vervaagde al gauw en ik hoorde verschillende stemmen rond mij. Ik hoorde ook gepiep, maar wist niet goed wat het was. Was het mijn wekker? Ik kon het niet goed volgen. Ik hoorde stemmen rondom mij. Ik opende mijn ogen en keek om me heen. Het was een witte ruimte en het leek de hemel wel. Toen zag ik hem staan en ik sloot mijn ogen.

“Bart, ben jij dat?” vroeg ik hem.

“Is ze wakker?” vroeg hij. Het was zijn stem en ik had hem net zien staan. Ik was in de hemel.

“Niet te geloven, ik ben eindelijk in de hemel. Ik ben eindelijk bij Bart.” Ik opende mijn ogen om naar hem te kijken. “Ik hou van je, Bart.”

“Wie is Bart?” Die stem herkende ik ook, maar ik kon hem niet plaatsen tot ik naar de plaats keek waar het vandaan kwam.

“Jacob?” Wat deed hij hier? Was hij ook dood? Toch wees ik gewoon naar Bart om te antwoorden op zijn vraag. Ik hoorde iemand naar adem happen en ik probeerde me recht te zetten om te zien wie hier nog was. Het waren Bella en Edward en ze keken me verbaasd aan.

“Zijn jullie allemaal dood?” vroeg ik verward. Ik kon het totaal niet meer volgen.

“Neen, je bent niet dood.” Bella wandelde ondertussen naar Bart en nam hem vast bij zijn arm. “Jacob heeft je op tijd uit het water gehaald.” Terwijl ze dit zei trok ze Bart naar de deur. Neen, dit mocht niet gebeuren. Ik moest haar tegenhouden.

“Nee, Bart moet hier blijven. Ik heb hem al genoeg moeten missen.” Ik voelde de tranen opwellen in mijn ogen. “Hij hoort bij mij.” Plots sloeg er keihard een deur dicht. Ik keek om mij heen en zag dat Jacob verdwenen was. Wat had die?

“Audrey, ik moet even met hem onder vier ogen praten. Daarna mag je hem terug zien. Ik kon het niet meer volgen. Als ik niet in de hemel was, waarom stond Bart dan nog aan mijn bed? Hij was toch dood. En dan was er nog het vreemde gedrag van Jacob. Wat was de reden dat hij wegstormde? Ik sloot mijn ogen en besloot om alles even te vergeten. Al gauw viel ik in een diepe slaap.
XXX

Ik weet niet hoe lang ik had geslapen, maar toen ik wakker werd, was het donker buiten. Ik zette me recht en keek om me heen. Julie en haar ouders waren de enige in de kamer. Ik kon iets helderder denken en begon te beseffen dat ik gedroomd had. Bart was er niet meer.

“Je hebt ons doen schrikken,” zei Liesbeth opgelucht.

“Het spijt me,” zei ik eerlijk. Aan hun gezichtsuitdrukkingen zag ik dat ze me geloofden, behalve Julie. Ik begon dan aan Jacob te denken en wilde hem eigenlijk bedanken. Dankzij hem leefde ik nog. De deur ging open en er wandelde een dokter binnen.

“Ah, ze is weer wakker.” Hij wandelde naar mijn bed en bekeek de medische gegevens die eraan hingen. “Audrey, ik ben Carlisle Cullen. Je hebt mijn kinderen doen schrikken.”

“Sorry.” Carlisle keek verder naar de papieren en naar het harttoestel naast mijn bed.

“Alles ziet er goed uit, maar ik zou je graag nog één nacht ter observatie houden.” Ik knikte enkel. “De draadjes in je hoofd mogen er over een paar dagen uit.”

“Is ze voor de rest in orde?” vroeg Timothy.

“Ja, maar we gaan nog testen doen.” Dit interesseerde me eigenlijk niet. Ik wilde Jacob zien.

“Jacob,” fluisterde ik. Carlisle, die nog steeds een uitleg aan het geven was, keek me glimlachend aan.

“Wat?” vroeg hij.

“Ik wil Jacob zien,” zei ik iets luider.

“Jacob?” Liesbeth klonk verbaasd. “De jongen die je uit het water heeft gehaald?” Carlisle was degene die antwoordde.

“Ja, hij is een familievriend.”

“Waarom wil je hem zien?” vroeg Julie. Lag het aan mij of klonk ze kortaf?

“Ik wil hem bedanken. Hij heeft me misschien niet kunnen tegenhouden, maar hij heeft me wel gered.”

“Niet tegengehouden,” stotterde Liesbeth.

“Wat!” riep Timothy. “Hij zei dat hij niet wist of je bewust gesprongen had of als recreatieve doeleinde.” Timothy was duidelijk kwaad op Jacob.

“Het is niet zijn fout. Hij wist niet dat ik toch zou springen.” Het was duidelijk dat ik aan het smeken was. “Ik wil hem nu zien en liefst alleen.” Carlisle keek me aan alsof hij wist waarom.

“Dat komt in orde. Ik zal hem bellen.”

“Dank u, Dr. Cullen.”

“Zeg maar Carlisle en het is graag gedaan.” Hij verliet dan de kamer.

“Dan zullen wij ook maar gaan.” Liesbeth kwam me een knuffel geven en ging dan naar buiten. Timothy volgde haar voorbeeld, maar Julie was al weg voor ik iets kon zeggen. Ik legde me terug neer en begon na te denken wat ik tegen Jacob wilde zeggen. Hij wandelde nog geen tien minuten later mijn kamer binnen.

“Hey,” begroette ik hem verlegen.

“Hallo.” Er verscheen een grote grijns op zijn gezicht. “Ik ben blij om je wakker te zien.”

“Sorry.” Jacob keek me vragend aan en ik besloot om verder te gaan. “Je had gelijk. Er zijn mensen die me zouden missen. Ik had niet mogen springen.”

“Het is niets,” antwoordde hij. “Je had waarschijnlijk een goede reden.” Ik had een goede reden op dat moment, maar nu twijfelde ik er aan.

“Ik was verloofd.” zei ik plotseling.

“Wat?” Jacob keek me verbaasd aan.

“Bijna 8 maanden geleden waren ik en mijn verloofde betrokken in een zwaar auto-ongeval.” Ik weet niet waar dit alles vandaan kwam, maar het voelde juist aan. Jacob had het recht om alles te weten. “Bart was op slag dood. Tot voor kort kon ik er niet mee leven.” Jacob keek me in de ogen en ik zag medeleven, bezorgdheid, liefde en woede. De eerste twee emoties verstond ik nog, maar de liefde en woede was moeilijker om te begrijpen.

“Hoe lang waren jullie samen?”

“Drie jaar,” antwoordde ik stil. “Hij vroeg me ten huwelijk toen ik 16 werd.” Ik zuchtte en keek dan langs hem naar buiten. “Ik besef eindelijk dat hij niet terugkomt.” Ik hoorde hem precies iets mompelen, maar ik kon hem niet goed verstaan.

“Ik moet verder met mijn leven, maar dat wil niet zeggen dat ik hem niet meer ga missen.” Ik ging gewoon verder. “Ik weet niet waarom, maar om de één of andere reden heb ik het gevoel dat jij in mijn leven hoort.” Dit was blijkbaar iets wat hij niet verwacht had.

“Hoor ik je goed?” vroeg hij.

“Ik wil niets overhaasten en je eerst en vooral beter leren kennen. Ik heb je nog maar pas ontmoet, maar ik wil zien wat er van komt.” Het werd stil en ik zag dat Jacob aan het nadenken was.

“Ik moet je iets vertellen,” zei hij na een lange stilte. Jacob opende zijn mond om verder te gaan, maar werd verstoord door iemand die binnenstormde. Ik keek naar de deur en zag een razende Julie staan.

“Waarom!?” riep ze terwijl ze Jacob negeerde.

“Julie, kalmeer eerst.”

“Kalmeren, waarom zou ik?” Volgens mij kon heel het ziekenhuis haar horen. “Jij springt verdorie van een klif en ik moet kalmeren.” Ik wist niet goed wat ik moest doen en besloot me te excuseren.

“Het spijt me.”

“Het spijt je niet. Jij denkt enkel aan jezelf en niet aan je vrienden en familie. Ik haat je! Ik wil je nooit meer zien.” Ze stormde dan de kamer uit.

“Ze meent het niet. Ze is gewoon een beetje gekwetst.” Jacob veegde de tranen op mijn wangen weg. Ik wist niet dat ik aan het huilen was.

“Ze meent het wel.” Het was op dat moment dat ik besefte dat als ik niets deed, ik mijn vrienden en familie zou verliezen.

JacobPOV

Ze opende eindelijk haar blauwe ogen, maar ze zei niet wat ik verwachtte. Ze had haar ogen al terug gesloten toen ik naar haar keek.

“Bart, ben jij dat?” Bart, wie is Bart? Mijn gedachten sloegen letterlijk tilt.

“Is ze wakker?” vroeg de bloedzuiger.

“Niet te geloven, ik ben eindelijk in de hemel. Ik ben eindelijk bij Bart,” mompelde ze voor ze haar ogen terug opende. “Ik hou van je, Bart.” Dit werd me te veel en ik moest weten wie die Bart was.

“Wie is Bart?” Ik voelde mijn lichaam al trillen en als ik niet gauw kalmeerde dan stond er hier nu een roestbruine wolf.

“Jacob?” fluisterde Audrey en wees dan naar de bloedzuiger aan haar bed. Bart was een bloedzuiger. Oh nee, niet weer. Ik verlies weer iemand aan een bloedzuiger. Wat is dit voor een wereld? “Zijn jullie allemaal dood?” Audrey klonk echt verward. Bella wandelde toen rustig naar Bart.

“Neen, je bent niet dood. Jacob heeft je op tijd uit het water gehaald.” Bella was Bart aan het wegtrekken waardoor Audrey hysterisch werd.

“Nee, Bart moet hier blijven. Ik heb hem al lang genoeg moeten missen.” Er begonnen tranen over haar wangen te vallen. Dit werd me allemaal te veel ik begon naar de deur te wandelen. “Hij hoort bij mij,” was het laatste wat ik hoorde voor ik de deur achter mij dichtsloeg. Ik rende de trappen af om zo snel mogelijk het ziekenhuis te kunnen verlaten. Ik moest in het bos geraken voor ik getransformeerd was. Achter het ziekenhuizen waren gelukkig ook nog bossen en ik liep meteen daar naartoe. Ik was net op tijd, want net op het moment dat ik diep genoeg in de bossen was, transformeerde ik naar mijn wolvengedaante.

Jacob, eindelijk. Seth klonk bezorgd.

Kan er mij hier iemand eindelijk serieus uitleggen waarom ik vier poten heb? hoorde ik een meisje in mijn gedachten gillen.

Leah krijgt Lesley niet gekalmeerd. Ze zijn al een halfuur bezig. Nick is ook aan het helpen, maar dat maakt het blijkbaar erger. Ik zag het afgelopen halfuur in zijn gedachten en het was niet goed. Plotseling zag ik iets wat ik liever niet zag.

*HERINNERING*
Een meisje wandelde naar de voordeur van een onbekend huis. Ze had een glimlach op haar gezicht en was een vrolijk deuntje aan het fluiten. Ze klopte op de deur en wachtte geduldig. Er kwam geen antwoord en ze zuchtte, voordat ze nogmaals klopte. Weer kwam er geen antwoord en ze besloot de sleutel van onder de deurmat te nemen.

“Schattie,” riep ze door het huis. Ze werd ongerust en de glimlach op haar gezicht verdween. “Hallo, is er iemand thuis?” Ze liep naar de trap en wandelde voorzichtig naar boven. Ze begon vreemde geluiden te horen en wandelde erop af. Ze stopte bij een deur, maar ze bleef twijfelen aan de deurknop. Ze haalde diep adem en opende dan heel langzaam de deur. In de kamer lagen een jongen en een meisje op bed in een heel comprimerende situatie.

“Verdomme, Lena en Chris.” De twee keken op en wisten niet goed wat zeggen.

“Lesley, dit is niet wat het lijkt,” zei het meisje.

“Neen, het is helemaal niet wat het lijkt,” antwoordde ze sarcastisch voor ze zich omdraaide en voor ze wegging riep ze: “En als je het nog niet doorhad. Het is gedaan tussen ons.”
*HERINNERING*

Ieuw, dacht Leah. Lesley deze gedachten gaan je niet helpen. Dit waren dus haar gedachten.

Lesley, ik ben Jacob, je alfa. Ik wilde het niet, maar het was de enige manier om haar te doen kalmeren en ik gebruikte mijn alfastem. Kalmeer nu. Het hielp duidelijk en ze werd al veel kalmer.

Goed zo. Leah probeerde haar te helpen, want ze was het enige meisje in dezelfde situatie. Het was natuurlijk voor niemand van de roedel leuk geweest om plotseling een wolf te worden, maar als meisje was het nog anders. De legende vertelden ook niet dat er vrouwelijke weerwolven waren. Probeer je nu te richten om terug naar je mensengedaante te transformeren. Lesley deed wat van haar gevraagd werd en dacht aan mens zijn. Enkele tellen later waren haar gedachten uit mijn hoofd verdwenen en volgde Leah haar op de voet.

Nu hebben we twee vrouwen in de roedel. Seth vond de situatie duidelijk niet grappig.

Wat is er zo erg aan twee vrouwen? vroeg ik hem.

Het is eigenlijk niet erg dat het vrouwen zijn, maar ik heb geruchten over Lesley gehoord. Ze zou nog erger zijn dan Leah. Seth had duidelijk schrik dat Lesley erger zou zijn dan zijn zus. Ze zou iedereen gewoon afsnauwen als ze haar zin niet krijgt.

Dan zorgen we ervoor dat het niet zo is.

“Jacob,” hoorde ik Carlisle zeggen. Het was stil maar duidelijk genoeg met mijn gehoor. “Audrey, vraagt naar je.” Ik werd ineens veel vrolijker.

Seth ik moet gaan. Carlisle zegt dat Audrey naar me gevraagd heeft. Ik wist dat Seth Carlisle niet gehoord had, omdat hij op de kliffen van La Push stond.

Oké, dat is in orde. Zie je later, Jake. Ik zei ook nog een goedendag en rende dan naar de rand van het bos. Ik had dan een probleem. Doordat ik zo snel getransformeerd had, was mijn broek aan flarden gescheurd. Shit, dat ook nog. Plotseling stond Bella voor mijn neus. Ze hield haar neus toegeknepen en gaf me een short.

“Edward zei me dat je geen broek had.” Ze klonk gek met haar neus zo toegeknepen. “Alsjeblieft.” Dan liep ze terug naar het ziekenhuis. Ik besloot dan om te transformeren en deed de broek aan. Ik wandelde naar de voordeuren van het ziekenhuis en ging meteen naar Audrey’s kamer op de eerste verdieping.

XXX

Ik was nog maar net op de eerste verdieping aangekomen toen ik hem zag.

“Bloedzuiger,” riep ik en hij draaide zich om. “Laat haar met rust.”

“Ik ken haar niet.” Alsof ik dat ging geloven. “Het enige wat ik van haar weet, is dat ze bij mijn verleden hoort en daar zal ze ook blijven.” Het klonk ineens alsof ze niet goed genoeg was.

“Wat! Is ze niet goed genoeg, omdat ze maar een simpele mens is?” Ik ademde diep in om mezelf te kunnen kalmeren.

“Dat heb ik niet gezegd, maar ik ga echt mijn vriendin niet testen. Ik zie Tanya graag en wie dat meisje ook is, ze hoort niet in mijn toekomst.”

“Dat meisje heeft een naam,” riep ik, “Audrey Verhoeven.” Ik zag een kleine herinnering in zijn blik.

“Luister, … euhm.”

“Jacob Black, je ergste vijand.”

“Luister Jacob, het is duidelijk dat je haar graag mag, maar ik ken je niet en haar nog minder.” Ik kwam op hem toe gewandeld.

“Je mag blij zijn dat je me niet kent.” Ik wandelde naar het einde van de gang en net voor ik links afsloeg, draaide ik me om. “Als je haar kwetst dan kan je jouw eeuwige leven vaarwel zeggen.” Ik wandelde dan verder naar Audrey’s kamer. Toen ik binnenkwam, keek ze op.

“Hey,” begroette ze me verlegen.

“Hallo.” Ik begon toen te grijnzen. “Ik ben blij om je wakker te zien.”

“Sorry,” zei ze stil en ik keek haar vragend aan. “Je had gelijk. Er zijn mensen die me zouden missen. Ik had niet mogen springen.” Ze voelde zich duidelijk heel schuldig.

“Het is niets. Je had waarschijnlijk een goede reden.” Ik probeerde haar schuldgevoel te sussen. Ze antwoordde niet, waardoor het heel stil werd in de kamer.

“Ik was verloofd,” zei ze plots.

“Wat?” vroeg ik verbaasd.

“Bijna acht maanden geleden waren ik en mijn verloofde betrokken in een zwaar auto-ongeval.” Ik wist even niet wat ik moest zeggen, maar het hoefde ook niet. “Bart was op slag dood. Tot voor kort kon ik er niet mee leven.” Ik keek haar aan en voelde medeleven, bezorgdheid en liefde voor haar, maar ook woede tegenover de bloedzuiger. Hij kende Audrey niet meer en dat was dan de liefde van zijn leven.

“Hoe lang waren jullie samen?”

“Drie jaar. Hij vroeg me ten huwelijk toen ik 16 werd.” Ze zuchtte en ik moest me proberen kalm te houden. “Ik besef eindelijk dat hij niet terugkomt.”

“Daar zou je nog van kunnen verschieten,” mompelde ik en ze keek me toen vreemd aan, toch ging ze verder met haar verhaal.

“Ik moet verder met mijn leven, maar dat wil niet zeggen dat ik hem niet meer ga missen. Ik weet niet waarom, maar om de één of andere reden heb ik het gevoel dat jij in mijn leven hoort.” Wat! Hoor ik haar wel goed?

“Hoor ik je goed?”

“Ik wil niets overhaasten en je eerst en vooral beter leren kennen. Ik heb je nog maar pas ontmoet, maar ik wil zien wat ervan komt.” Zou het dan toch kunnen dat ze mijn imprint is? Dit zou super zijn, maar dan moet ik haar alles vertellen. Dat recht heeft ze.

“Ik moet je iets vertellen,” zei ik uiteindelijk. Ik wilde net verdergaan toen er iemand binnenstormde. We keken allebei op en er stond een blond meisje. Julie was haar naam, geloof ik.

“Waarom!?” riep ze naar Audrey terwijl ze me compleet negeerde.

“Julie, kalmeer eerst.” Dus ik had gelijk, het meisje heet Julie.

“Kalmeren, waarom zou ik?” Volgens mij kon de roedel in La Push haar horen. “Jij springt verdorie van een klif en ik moet kalmeren.” Ik zag dat er tranen over Audrey haar wangen vallen.

“Het spijt me.” stotterde ze.

“Het spijt je niet. Jij denkt enkel aan jezelf en niet aan je vrienden en familie. Ik haat je! Ik wil je nooit meer zien.” Ze stormde daarna weg. Ik probeerde Audrey een beetje te troosten.

“Ze meent het niet. Ze is gewoon een beetje gekwetst.” Ik veegde ondertussen de tranen op haar wangen weg.

“Ze meent het wel.” Audrey kende Julie duidelijk beter dan ik, maar volgens mij overdreef ze nu toch. Ik ging haar niet tegenspreken daar had ze helemaal niets aan. Ik nam haar gewoon in mijn armen en troostte haar. Het werd weer stil in de kamer op haar gehuil na.

“Jacob, wat wilde je me eigenlijk zeggen?” Ik werd plots heel zenuwachtig. Oké, ze had het recht om alles te weten, maar hoe zou ze reageren?

“Euhm, het weer is goed buiten.” Het weer? Kon ik niets beter verzinnen? Ze keek me aan alsof ik twee hoofden had.

“Ga je me nu zeggen dat je met mij wou praten over het weer?” Ik probeerde al mijn moed bijeen te rapen. Ik ademde diep in en keek haar dan aan.

“Wat ik je nu ga zeggen, mag je aan niemand anders vertellen.” Ze knikte en keek me hoopvol aan. “Euhm, ik ben een weerwolf.” Het bleef eerst seconden lang stil en dan begon ze te lachen.

LaurensPOV


Nadat Bella me uit de kamer trok, gingen we naar een kantoor op dezelfde verdieping. Ik zag dat heel mijn familie en de Cullens al aanwezig waren.

“We hebben een probleem,” zei Bella. “Of nu is het nog een probleem.”

“Audrey heeft Laurens herkent,” ging Edward verder.

“Ik ken haar niet.”

“Dat is correct, maar je zou eigenlijk niet mogen leven. Je zat bij haar in de wagen toen je stierf,” legde Bella uit. ‘Waarheid’ Ik zette me tegen de muur en keek haar aan. Als het stemmetje in mijn hoofd gelijk had, dan sprak ze de waarheid.

“Hoe weet je dat?”

“Audrey heeft ook een foto bij haar,” antwoordde ze. “Het is dezelfde foto als die van jouw.” Ik wist niet goed wat ik moest zeggen, maar het stemmetje in mijn hoofd zei dat ze de waarheid sprak en het leek erop dat het stemmetje tot nu toe elke keer gelijk had. Shit!

“Dus ze kent Laurens?” Dit was niemand van de Cullens, maar iemand van mijn familie die het vroeg. Ik keek op en zag dat het Tanya was.

“Blijkbaar.” Dit keer was het Alice die sprak. “Maar als ze terug wakker wordt, denkt ze dat het allemaal gedroomd heeft.”

“Ik denk dat het momenteel het beste is dat we dan zwijgen tegen haar,” zei Carlisle. “Jacob kan haar de waarheid vertellen en misschien ontdekt ze zo onze waarheid.” Ik wilde dit allemaal niet horen en besloot om naar huis te gaan.

“Tanya, jij rijdt wel met iemand mee,” zei ik toen ik naar buiten wandelde.

“Wat!” krijste ze. “Ik ga met jouw mee.”

“Neen.” Ik klonk misschien hard, maar ik wilde alleen zijn. Wat er in die kamer gebeurd was, kon ik nog steeds niet snappen. “Ik moet alleen zijn.”

“Dat is het enige wat je wilt,” gilde ze. “Het hoeft voor mij niet meer. Blijf gewoon weg.” Ik draaide me naar haar om en keek haar enkel aan. Ik liet mijn ogen dan glijden over de rest van mijn familie. Ze stonden allemaal met hun mond open. De Cullens keken eerst naar mij en dan naar Tanya. Ik richtte me dan tot Tanya.

“Als dat is wat je wilt.”

“Ja, dat is wat ik wil.” ‘Leugen’ Het stemmetje vertelde me weer dat ze loog. Ik wandelde het kantoor uit en ging naar de lift. Ik was aan het nadenken wat ik ging doen toen ik hem hoorde.

“Bloedzuiger!” Ik draaide me om en zag hem staan. “Laat haar met rust.”

“Ik ken haar niet.” Hij geloofde mij duidelijk niet. “Het enige wat ik van haar weet is dat ze bij mijn verleden hoort en daar zal ze ook blijven.”

“Wat! Is ze niet goed genoeg omdat ze maar een simpele mens is?”

“Dat heb ik niet gezegd, maar ik ga echt mijn huidige vriendin niet testen. Ik zie Tanya graag en wie dat meisje ook is, ze hoort niet in mijn toekomst.” Over Tanya was ik wel niet meer zo zeker meer.

“Dat meisje heeft een naam,” riep hij. “Audrey Verhoeven.” Die naam zei me iets, maar ik kon hem niet plaatsen.

“Luister,… euhm.”

“Jacob Black, je ergste vijand.” ‘Waarheid’ Shit!

“Luister Jacob, het is duidelijk dat je haar graag mag, maar ik ken je niet en haar nog minder.” Jacob kwam dichterbij en keek me dreigend aan.

“Je mag blij zijn dat je me niet kent.” Hij wandelde langs mij en voor hij de hoek omging, draaide hij zich terug naar mij om. “Als je haar kwetst dan kan je jouw eeuwige leven vaarwel zeggen.” Daarna was hij weg.

“Wie is hij?”

“Een weerwolf.” ‘Waarheid’ Ik draaide me om en zag Bella staan. “Onze vijand.”

“Wat is dat gevoel toch?” mompelde ik. Ik kon het niet plaatsen, maar telkens als iemand nu iets zei, kon ik zeggen of ze logen of de waarheid spraken. Er moest toch een reden zijn.

“Welk gevoel?” vroeg Bella. Ik schrok van haar stem en keek op.

“Euhm, niets,” antwoordde ik snel. Ze keek me vragend aan en kwam daarna op mij af.

“Waar ga je naartoe?” Ik wist het antwoord niet goed daarop. Ik had er nog niet over nagedacht.

“Ik weet het niet. Ik wil gewoon even alleen zijn.”

“Je weet dat het antwoord op al je vragen daar ligt.” Ze wees naar de kamer van het meisje, Audrey. Ik kon enkel knikken.

“Ik ben niet zeker of ik die antwoorden wel wil weten.” Dat was de waarheid. Ik wist het gewoon niet meer. Maanden lang had ik mij afgevraagd wie ik was en ik kon daar eindelijk het antwoord op vinden. Het was nu alleen maar de vraag of ik het antwoord wel wilde weten. “Ik moet nadenken. Ik denk dat ik een paar dagen eropuit trek.”

“Laurens, doe geen domme dingen,” zei ze voor ze naar de trappenhal wandelde. Ik snapte niet wat ze bedoelde, maar besloot om dan in de lift te wandelen. Ik duwde op de gelijkvloers en leunde dan tegen de muur. Waar zou ik naartoe gaan? Ik had al gauw het antwoord op die vraag.

XXX

De avond was ondertussen gevallen en ik was aangekomen in Seattle. De criminaliteit was hier hoger dan in het kleine Forks en ik hoopte dus dat ik mijn slag kon slaan. Ik wandelde in de kleine straatjes en volgde alles rondom mij. Ik begon te twijfelen aan mijn plan en ik begon daarna te rennen tot ik plots een flashback kreeg.

*FLASHBACK*
“Bart!” hoorde ik iemand roepen. Ik liep naar beneden en zag daar de liefde van mijn leven staan. Ik liep op haar af, pakte haar van de grond en draaide met haar rond. Ze gilde van geluk. “Bart, zet me neer.”

“Neen,” antwoordde ik doodgewoon. “Ik heb je een week moeten missen.”

“Ik heb je ook gemist, maar als je me nu niet op de grond zet, dan kan ik je mijn cadeautje niet geven.” Ik zette haar neer en ze gaf mij een klein zakje. Ik opende het voorzichtig en zag daar een halsketting in zitten met een gebroken hart.

“Euhm, het is mooi,” stotterde ik, “maar het is niet volledig denk ik.” Ze begon te lachen.

“Ik heb de andere helft, gekkie.” Ze liet de ketting rond haar nek zien en ik zag dat haar helft in de mijne paste. Ik begreep toen de mening van haar cadeau. Ik had haar hart en zij de mijne. Ik kuste haar passioneel op de lippen.
*FLASHBACK*

Mijn hand ging naar mijn nek en pakte de ketting vast. Het was naast de foto het enige wat ik nog had van mijn mensenleven. Ik ging naar een motel en vroeg een kamer.

Eens in de kamer wandelde ik de badkamer in. Na een warme douche keek ik naar mezelf in de spiegel. Mijn ogen begonnen net goud te worden en ik wist dat als ik besloot om toch het normale dieet te volgen dat mijn ogen terug rood zouden worden. Ik had daar gemengde gevoelens bij. Aan de ene kant wilde ik mijn familie niet verraden, maar aan de andere kant was dit mijn ware natuur en ik kon dat toch niet tegenhouden. Ik legde me uiteindelijk neer op bed en dacht aan de flashback. De persoon was nog steeds wazig en ik kon haar dus niet herkennen. Het enige wat ik wel zeker wist, was dat het meisje mijn leven was. Ik besloot nog wat te gaan wandelen, omdat ik toch niets anders te doen had. Plots hoorde ik een angstige stem.

“Laat me met rust.” Het geluid kwam van een paar straten verder.

“Komaan, ik heb je zien kijken. Jij wilt mij ook.” ‘Leugen’ De man klonk alsof hij gedronken had. Ik wandelde op de geluiden af en kwam in een doodlopend straatje terecht. Een meisje van een jaar of twintig werd door een veel oudere man tegen de muur geduwd.

“Tegen een zwakker iemand kan je het wel halen,” gromde ik naar de man. Hij keek op en begon te grijnzen.

“Wat ga jij er aan doen?”

“Dit.” Ik liep op vampierensnelheid op hem af en duwde hem op de grond. “Ren,” riep ik naar het meisje, die verbaasd naar het tafereel keek. Ze bleef eerst een seconde staan voor ze wegrende.

“Wat ben jij?” vroeg de man bang.

“Jouw ergste nachtmerrie,” antwoordde ik voor ik hem in de nek beet. Dit was veel beter dan al het dierenbloed dat ik tot nu toe had gedronken. Zodra ik het bloed had opgedronken gooide ik het lijk in een afvalbak en stak die in brand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten